
Alle geloofsvragen die hier worden geplaatst, komen uit het boek Wie heeft God verzonnen? Dat is geschreven in 2005 en wordt nog steeds verkocht. Het is een handboekje voor ouders en kinderwerkers voor het beantwoorden van moeilijke geloofsvragen van kinderen.
Ik ben over dit boek geïnterviewd door CV Koers in oktober 2005. In dat interview kom je een heleboel te weten, zowel over mij als over het boek.
De antwoorden zijn gericht op kinderen van de bovenbouw, 9-12 jaar oud.
Waarom laat God oorlogen gebeuren?
Lees meerWaarom doet God die almachtig is niets aan de verschrikkingen van de oorlog? Het geloofsantwoord is natuurlijk dat God ons onze vrijheid niet wil afnemen. Dat antwoord is al eerder gegeven op uiteenlopende vragen. Maar als deze specifieke waaromvraag als een zevenkoppige draak op ons af komt stormen, voelen we wel aan dat zo’n antwoord plotseling niet meer voldoet. De vraag is te kolossaal, te ernstig, te alomvattend, het raadsel dat ermee wordt verwoord te onbegrijpelijk. In elk geval voor volwassenen. Maar daar ligt misschien onze redding. Want kinderen zijn nog wel gevoelig voor redelijke argumenten, zelfs als het om zulke monsterlijke dingen gaat. Dus als we met betrekking tot bovenstaande vraag zouden kunnen aantonen dat het voorkómen van oorlogen nog erger is dan dat ze worden toegelaten, hebben we naar kinderen toe een punt. Ik doe in elk geval een poging daartoe.
Antwoord:
God laat oorlogen gebeuren omdat het slechter zou zijn als Hij ze zou stoppen. Dat klinkt vreemd. Maar toch is het zo. Denk maar mee. Stel dat God iets zou moeten doen aan de oorlogen. Wat zou dat dan moeten zijn? De aanstichters dood laten vallen? Dat is meteen een probleem, want wie zijn de aanstichters? Zijn dat maar een paar mensen, of wil een heel volk oorlog? In dat laatste geval wordt het wel een reuzeslachting. Zeg maar: een wereldoorlog van God tegen de mensen om oorlog te voorkomen.
Maar ook wanneer het er maar een paar zijn zou dat enorme gevolgen hebben. Als die zomaar dood blijven ben je niet klaar. Want anderen nemen het over en zetten die oorlog gewoon voort. Moeten die dan ook maar dood? En als er dan wéér anderen zijn die het overnemen? En wéér anderen? En nog eens anderen? Nou dan kun je wel aan de gang blijven. Nee, als God zijn plan met ons wil doorzetten, kán Hij de oorlogen niet tegenhouden. Want zijn plan met ons is dat we met onze eigen wil leren kiezen voor vrede.
Wanneer kom je in de hemel?
Lees meerMet ‘wanneer’ zal het kind wel geen tijdsaanduiding bedoelen maar een conditie. Dus: ‘Waaraan moet een mens voldoen om in de hemel te komen?’ Het ligt voor de hand om daarop te antwoorden met het noemen van een aantal vereisten, zoals geloofsvertrouwen, gehoorzaamheid, gebed etc. Je beantwoordt de vraag dan vanuit het perspectief van de mens en koppelt daaraan een morele les. Het kind wordt verteld wat het doen moet. Hij leert stapje voor stapje de weg te gaan van het christelijk geloof. Het is de normale insteek van de opvoeding.
Maar dat wil niet zeggen dat deze wijze van antwoorden de enig mogelijke is. Er is ook een benadering mogelijk vanuit God. Het kind wordt niet verteld wat het doen moet, maar hoe het met hem gesteld is en wat God daaraan kan en wil doen. Dit antwoord leert het kind iets over Gods gewone omgang met ons mensen.
De beide invalshoeken voor dit antwoord sluiten elkaar niet uit maar in. Ze hebben elkaar nodig. Een kind dat alleen aan het werk wordt gezet wordt wettisch. Een kind dat alleen wordt geleerd te geloven wordt nonchalant. Er is een krachtige bijbeltekst die beide kanten van het christelijke geloofsleven kernachtig samenvat:
‘Blijf u inspannen voor uw redding, want het is God die zowel het willen als het handelen bij u teweegbrengt.’ (Filipenzen 2:12-13)
Antwoord:
Je komt in de hemel als je daarvoor geschikt bent.
‘Nou dan komt er dus niemand!’ zul je roepen. ‘Want de hemel is volmaakt en wij niet.’ En dat is waar. Wij zijn niet volmaakt. We zijn gebrekkig door al die foute gevoelens die wij mensen hebben. We zijn jaloers, egoïstisch, hoogmoedig en nog een heleboel meer waarmee je de hemel niet in kunt. Je hebt dus gelijk als je zegt dat er niemand kan komen. Tenminste, als dat alles was. Maar het is niet alles. Ja, iedereen is wel ongeschikt voor de hemel. Maar niet iedereen zal ongeschikt blijven. Daar wordt namelijk nú al iets aan gedaan. God begint in ons leven een soort geestelijk ‘geschiktmakingsproces’. Hij wil ons van binnenuit vernieuwen.
Maar wij moeten dat wel willen natuurlijk. God dwingt niemand. Het gebeurt alleen als je het toelaat. En die ongeschiktheid zit er diep in. Die moet er zeg maar zo’n beetje uitgebrand worden. Daar is wel wat tijd voor nodig. In dit leven lukt dat nooit voor honderd procent. Dat hoeft ook niet. We gaan allemaal dood, en met de dood of na de dood wordt dat proces afgemaakt. Sterven is dus minder erg dan de meeste mensen denken. Voor wie die grote schoonmaak laat gebeuren is de dood een poortje naar een nieuw leven.
Waarom kun je God niet zien?
Lees meerDit kind vraagt naar iets waar volwassenen zich al bij hebben neergelegd, namelijk dat God niet zichtbaar is voor ons. Het antwoord ‘omdat God een Geest is’, verklaart alleen het feit. Maar het kind vraagt naar de reden. Heeft God er misschien een bedoeling mee dat we Hem niet kunnen zien? Waarom speelt Hij anders verstoppertje met ons?
Mijn antwoord zegt dat het aan de toestand ligt waarin het menselijk lichaam verkeert. Wij zijn sterfelijk, in alles beperkt, zwak. Daardoor zijn we eenvoudig niet in staat het te verdragen als God ineens voor ons zou staan. We zouden de grootsheid van zijn verschijning niet overleven. Om God te kunnen zien moet er dus iets met ons gebeuren. Die toestand van ons lichaam moet zo veranderen dat het geen beperkingen meer kent. We moeten bij wijze van spreken van rupsen vlinders worden.
U kunt hier het kind de gelegenheid geven om vrij te associëren. Ditmaal over een lichaam dat geen beperkingen kent. Sla samen eens aan het fantaseren. Hoe is het om te kunnen zweven? Hoe hoog kun je dan komen en wat zie je allemaal? Tot waar kun je lopen als je niet meer moe wordt? Tot Maastricht? Tot Peking? Wat kun je allemaal zien met tv-ogen? Kijk je dan door muren heen? Over bergen? Tot op de zeebodem? Wat kun je allemaal met je eigen handen doen, een huis optillen? Een boom ontwortelen? Een telefoonboek doorscheuren, een steen boetseren?
Als er meer kinderen zijn kunt u een rollenspel bedenken waarbij elk kind een van de genoemde onbeperkte gaven heeft. Samen moeten ze een opdracht vervullen, bijvoorbeeld een schat opsporen die in een onbekende grot in een ver land verborgen ligt. Hoe wenden ze hun krachten aan om de missie te laten slagen?
Antwoord:
God is een beetje te licht voor onze ogen. Als je een paar minuten in de zon kijkt ben je al blind. Laat staan als je Degene die de zon en alle sterren heeft gemaakt echt zou zien! Man, dat zou je niet overleven! God zegt het ook zelf, je vindt het in de Bijbel:
“Geen mens kan mijn gezicht zien en in leven blijven.”
We kunnen God dus niet zien, omdat we daar de goede ogen niet voor hebben. Maar ik geloof dat er ooit een tijd zal komen waarin het wel kan. Er wordt in de Bijbel namelijk ook beloofd dat we eenmaal God zullen zien, oog in oog. Stel je voor dat dat waar is. Dan moeten we dus wel wat beters ‘in huis’ hebben dan nu. Nou, die ogen van ons worden dan natuurlijk gewoon ingeruild voor betere.
Zei ik ingeruild? Welnee het is nog veel mooier. Ons lijf krijgt zélf een betere kwaliteit! Hoe dat zal zijn? Nou, gebruik je fantasie eens:
We worden dan niet meer moe.
We zijn beresterk.
We kunnen gedachtelezen.
We hebben zelfs geen last meer van de zwaartekracht.
Verzin nog eens een paar dingen…
En onze ogen? Nou dat zijn dan tv-ogen of röntgen-ogen. Daar zien we dingen mee die we nu niet kunnen zien. Ook God.
Waarom zijn er zoveel geloven?
Lees meerGeloven zouden we kunnen opvatten als godsdiensten. De vraag is dan dus waarom er zoveel godsdiensten zijn. Dat kunt u op twee manieren opvatten. Het meest voor de hand liggend is waarschijnlijk dat het kind wil weten waarom het er zovéél zijn, en niet maar eentje of een paar. Hij heeft het dan dus over de hoeveelheid, dus de verscheidenheid van de godsdiensten. Hij vraagt zich in dat geval af hoe het komt dat men kennelijk op talloze manieren tegen de wereld van God aankijkt. Zo zou de vraag bedoeld kunnen zijn. Maar ik heb voor een andere insteek gekozen.
Het kind kan ook bedoelen te vragen waarom er overal op de wereld godsdiensten te vinden zijn. Hij vraagt zich dan niet af waarom het er zovéél zijn maar waarom ze overál zijn. Hij heeft het in dat geval dus niet over de verscheidenheid maar over de uitgebreidheid van de godsdiensten. Hij verbaast zich over het feit dat kennelijk overal in de mensenwereld een link gelegd wordt naar Gods wereld.
Vanuit die invalshoek ben ik destijds het antwoord gaan bedenken. Het gegeven dat de hele wereld gelooft en dat in feite altijd al gedaan heeft boeit me erg, en het lijkt me ook een legitieme manier om een antwoord te bedenken.
Antwoord:
Dat er zoveel geloven, zeg maar godsdiensten zijn, dat komt door heimwee naar God. Wij mensen zijn God kwijt. Wij kennen onze eigen Maker niet. Maar ja, je eigen Schepper stuf je als mensheid natuurlijk toch niet zomaar even uit je geheugen. Er is bij de mensen altijd een soort herinnering bewaard gebleven aan de God die alles maakte. De mensen hebben altijd een soort heimwee gekend.
Die herinnering aan de Schepper is alleen erg duister geworden. De mensen zijn stenen gaan aanbidden en sterren en dieren en voorouders en de zon. Dat komt omdat de mensen best wel God wilden terugvinden, maar dan in een vorm waarmee je tegelijk alles in eigen hand kunt blijven houden. Niet een God die zélf uitmaakt hoe Hij benaderd wil worden. Heel dubbel dus. Aan de ene kant konden ze de Schepper diep in hun hart toch niet echt missen. Maar aan de andere kant wilden ze hun eigen regeltjes blijven volgen, en dat gaat beter met steentjes en sterretjes dan met een levende God. Zo zijn de godsdiensten ontstaan.
In die godsdiensten zit dus veel verlangen. Ze zijn niet zomaar allemaal vals. Er zijn mensen in andere godsdiensten die, als ze over Jezus zouden horen, Hem meteen als Levensgids zouden accepteren. Dat gebeurt trouwens ook nog steeds. Er is dus niet alleen een vage herinnering. Er is ook in al die geloven herkenning van wat waar en echt en zuiver is. Gelukkig laat God de mensen niet los, al is het andersom wel zo.
Waarom is geloven zo moeilijk?
Lees meerIn hoofdstuk 3 kwam deze vraag ook al voor, zij het iets anders gesteld: ‘Hoe komt het dat ik het soms zo moeilijk vind om te geloven?’ Daar werd gekozen voor de insteek: ‘het is moeilijk door invloeden van buiten’. Het antwoord dat hier gegeven wordt, toont dat je met dezelfde vraag tot iets heel anders kunt komen wanneer deze wordt opgevat vanuit de insteek: ‘het is moeilijk door twijfel van binnen’. Het antwoord krijgt daardoor veel meer een geruststellend karakter.
Antwoord:
Omdat je nog al eens aan het twijfelen wordt gebracht. Bijvoorbeeld als je al heel lang niks meer merkt van God. Dan denk je: tjonge, is God er nog wel? Of: wil God nog wel iets met mij te maken hebben? Of: geloof ik nog wel echt?
In die gevallen heb je gelijk. Dan is geloven heel moeilijk. Toch geeft dat niets, want moeilijkheden laten juist zien hoe stérk geloof kan zijn als het getest wordt.
Weet je, het is net als een brug van heel dunne plankjes. Je denkt: daar zak ik finaal doorheen! Dan ga je het testen. Je loopt er overheen. En tot je verbazing houdt dat ding je, het hele stuk naar de overkant. Hoe komt dat? Nou, als je onder de brug kijkt, dan zie je dat die dunne plankjes op een dikke balk vastgespijkerd zitten!
Zo is het ook met geloven in God. Soms twijfel je aan alles! Dan denk je dat je niks meer aan je geloof hebt. Maar als je het dan test, als je bij wijze van spreken toch maar weer over die brug heen wandelt, dan blijkt het oersterk te zijn! Dan denk je: hè nou weet ik het weer! Dan word je weer rustig en zeker en blij. Hoe dat komt? Omdat er een ‘stevige balk’ onder jouw geloof zit. En die balk, dat is God zelf! Als jij gelooft, juist wanneer het moeilijk is om te geloven, dan steunt Hij je. Dan ‘draagt’ Hij je naar de overkant. Dan blijkt jouw geloof echt te werken. Dan merk je dat je heel stevig en diep gelooft.
Als iemand tegen mij zegt alle christenen dood wat moet ik dan doen?
Zo gemeen als sommige kinderen zich kunnen gedragen, zo verzoenend kunnen anderen zich opstellen. Goede raad in de richting van verzoening hoeft helemaal niet teveel gevraagd te zijn. Er zijn verzoeners onder kinderen. Het kan zelfs zo zijn dat ze het al helemaal in zich hebben maar niemand ze nog op dat idee heeft gebracht. Zo’n aanmoediging tot verzoening kan bovendien een assertiever advies zijn dan u denkt. Verzoenen is niet zalven. Maar het moet. Verzoenen kan soms heel prikkelend en confronterend gebeuren. Iemand die zich onverzoenlijk opstelt moet wel eens uit zijn tent gelokt worden of met zijn eigen ongenuanceerdheid worden geconfronteerd. We vragen in het antwoord eigenlijk van dit kind om het zijn opponent verdraaid lastig te maken.
Antwoord:
Het klinkt heel boos en bedreigend. Iemand die zoiets zegt moet wel ergens mee zitten. En bij zo’n opmerking denkt iemand niet na. Jij kunt ervoor zorgen dat hij wel na gaat denken.
Het beste wat je kunt doen is: vragen wat er zo erg is aan christenen. Misschien heeft die persoon wel heel slechte ervaringen met ze. Als dat zo is hoef je niet meteen de christenen in het algemeen te gaan verdedigen. Je kunt wel vragen: denk je dat alle christenen zo zijn? Als hij dat vindt, mag je best vragen of hij nog wat meer voorbeelden weet. En je kunt dan ook vragen of hij jou zelf dan ook zo’n ploert vindt. Het lijkt me sterk dat hij dat inderdaad vindt.
Daarna kun je vragen hoe hij dan wil dat christenen zijn. Als hij dan heel hoge eisen aan ze stelt vraag je hem of hij vindt dat hij zelf daar ook aan moet voldoen, en zo nee waarom niet.
Stel scherpe en eerlijke vragen. Maar wel met het doel dat je dichter bij elkaar komt. Als je dat echt met je hart wilt, stel je trouwens vanzelf wel de goede vragen.
Hoe krijg ik meer zin om naar de kerk te gaan? Ik heb er geen zin in en daar heb ik spijt van.
Lees meerDit is een lastige. U zult de verlegenheid wel voelen kriebelen bij zo’n vraag. Hoe kun je een kerkdienst als aantrekkelijk voorstellen aan kinderen? De meeste zijn het eenvoudig niet. Hoe maak je dit kind enthousiast en blijf je toch eerlijk? Bovendien heeft onze tijd een monster voortgebracht dat erg gulzig is: consumentisme. Ook wij volwassenen zijn daar schuldig aan, en geven hen vaak een verkeerd voorbeeld, evengoed binnen de christelijke wereld. We raken er meer en meer op ingesteld om zoveel mogelijk te halen, en niet zoveel te brengen. Dus zo’n vraag over de kerkdienst is echt een steentje in onze schoen, een vervelend probleem. Ik ben benieuwd hoe u dat zou aanpakken. De reden waarom ik voor de volgende benadering heb gekozen, is dat kinderen een feilloos gevoel hebben voor echtheid. Dat is meestal intuïtief en niet zo bewust. Maar dit kind geeft zelf aan dat hij wat verder wil komen met die vervelende kerkdiensten. Dat is een heel bewuste keuze. Daarom kan het geen kwaad om zijn gevoel voor authenticiteit wat te voeden, en hem aan te sporen daar in het gewone leven wat mee te doen. Als hij gaat puberen wordt hij vanzelf kritisch, dus waarom bij deze vroege vogel niet alvast nú?
Antwoord:
Dat is een lastige vraag. Kerkdiensten zijn nou eenmaal minder boeiend dan een goochelaar of een circusvoorstelling. Bovendien zijn ze ook lang niet altijd op kinderen gericht. Daarom hebben ze in veel kerken kindernevendienst, of kortweg kinderdienst. Nu weet ik niet of dat bij jou ook zo is, ik vermoed van niet. Maar je stelt in elk geval wel een positieve vraag. Je vraagt niet: hoe kan ik de kerk ontvluchten of zoiets. Je zou juist willen dat je het daar naar je zin hebt.
Nu kan ik je wel een voorstel aan de hand doen, namelijk: ga die diensten eens kritisch meebeleven. Vraag jezelf af: klopt het allemaal wat ik hier hoor en zie? En klopt het met hoe de mensen zich gedragen? En stel dan na de dienst vragen, aan je ouders, of de voorganger, of anderen. Weet je, jij bent deel van de gemeente, dus je hebt er recht op om vragen te stellen.
Alleen, je hebt er natuurlijk geen recht op om de wijsneus uit te hangen. Kritiek leveren op zich is geen kunst. Jouw kritiek moet dan ook eerst op jezelf slaan. Zorg dat jouw manier van leven niet haaks staat op wat je in de kerk hoort. Wees eerlijk, doe je niet beter voor dan je bent, heb belangstelling voor de mensen om je heen, erken je fouten, wees bescheiden. Dan mag je kritiek hebben. En dan ben je actief en wordt het zelfs nog leuk in de kerk.
Ik vind het heel moeilijk om met God te praten. Mag ik dan wel brieven aan God schrijven? (ik stuur ze natuurlijk niet op)
Lees meerAan deze vraag zou misschien een angstig godsbeeld ten grondslag kunnen liggen, maar dat lijkt toch niet zo te zijn, want het kind verlangt wel naar contact met Hem. Nee, het lijkt er meer op dat hij een groot ontzag heeft voor God. Het kind vraagt zich eenvoudig af of hij wel eerbiedig genoeg is. Zo’n initiatief om brieven te schrijven is prachtig. Het verdient de volle gemoedsrust. Daar gaan we dus voor.
Antwoord:
Jij mag absoluut brieven schrijven aan God. Hij leest ze. En ze komen altijd aan, al verstuur je ze niet zoals je zegt. Brieven schrijven aan God is ook een vorm van bidden, net als sommige gedichten en liedjes dat zijn. En je kunt daarin precies dezelfde dingen doen als bij gewoon bidden, zoals:
– Bidden voor een ander, voor hulp of genezing of alleen maar zegen.
– Bidden voor jezelf, voor een juiste beslissing of concentratie of mooi weer of rust van binnen of vergeving.
– Vertellen wat je dwars zit of juist wat je prachtig vindt.
– Tegen God zeggen hoe blij je met Hem bent.
– Niks tegen God zeggen maar alleen maar aan Hem denken.
– Je fouten erkennen voor God en vergeving vragen. Die krijg je meteen, geloof dat maar.
Nou je ziet, er zijn allerlei vormen van bidden. Hoe je ook contact met Hem zoekt: Hij weet altijd precies wat je bedoelt.
Hoe weet ik dat God mijn daden accepteert?
Lees meerDe neiging om uit te leggen dat God meevalt dringt zich hier opnieuw sterk aan ons op. Toch is dit ook in dit geval niet verstandig. Over wie God is heeft ook dit kind al een hoge opvatting. Het is raadzaam dat zo te laten. Nogal wat gelovigen komen niet eens zo ver. Maar tegenover die hoge God vindt hij zichzelf erg afsteken. Die vrees is opnieuw terecht. Het zou verwarrend zijn als we daaraan gingen knabbelen. We hoeven naar kinderen toe niet altijd meteen
Antwoord:
Weet je, het gaat bij je daden maar om één ding: eerlijkheid. Als je dingen doet met eerlijke bedoelingen, dan doe je ze goed. Hoe weet je nu dat je eerlijk bent? Door te bekijken wat je bijbedoelingen zijn. Die heb je namelijk vaak wel. Ik zal je een voorbeeld geven.
Stel je vriend ligt ziek thuis en jij hebt helemaal geen zin om hem te bezoeken, maar je gaat er toch heen. Waarom doe je dat dan?
- Omdat het je vriend is. Nou, dat is een zuivere reden, prima.
- Omdat je denkt: ach, als ik straks ziek ben, bezoekt hij mij ook. Die reden is wat zakelijker dan de eerste. Er is een bijbedoeling. Maar daar is niks mis mee. En het is nog slim ook.
3. Omdat de mensen moeten weten hoe goed jij wel bent. Oef, dat is wél bedenkelijk!
Nou ja, dat laatste komt misschien niet eens in je op. Maar zelfs als dat toch zo is, zég het dan tegen God, bijvoorbeeld zo:‘Heer, ‘t is niet erg zuiver wat ik doe, vergeef me.’En ga er daarna dan tóch naartoe! Als je het zó doet, accepteert God je daden. Weet je waarom? Omdat je een foute bijbedoeling hebt opgebiecht, en dus eerlijk bent! God gaat niet alleen maar met heilige mensen om, weet je. Als dat zo was had 99,99 procent van de mensheid geen kans. Nee, het enige dat Hij wil is dat je eerlijk bent. Als dat zo is, is wat je doet goed, zelfs al had je misschien beter iets anders kunnen doen – een mens is maar beperkt en kan ook niet alles weten. Want fouten maken mag van God.
Ik ben bang, dat als ik dood ga ik niet naar de hemel ga, terwijl ik wel geloof!
Lees meerWe weten feitelijk te weinig voor een goed antwoord. U hebt oogcontact met zo’n kind en kunt hem vragen waarom hij zo bang is. Maar op papier staat er geen verklaring bij. Daarom gaan we maar op de klank af. En die klank wijst mij op een gevoel van persoonlijk tekort.
Bij deze vraag ligt het misschien voor de hand om het kind gerust te stellen met een beschrijving van God als een ruimhartige Vader die klaar staat om ons te ontvangen. Maar het is de vraag of dat aansluit bij het probleem dat het kind schetst. Want hij zit misschien niet zo met God in zijn maag als wel met zichzelf. Als we ervan uitgaan dat dit kind niet een vreselijk godsbeeld is voorgehouden, dan weet hij dat God goed is. En zijn zelfbeeld vertelt hem dat hijzelf niet goed is. Het antwoord dat God goed is helpt hem dus niet verder. Dit kind heeft dan een ander antwoord nodig, dat aansluit op zijn zelfbeeld.
Het kan ook zijn dat hij wél problemen heeft met een bepaald beeld van God. Misschien denkt hij dat God alleen goede mensen in de hemel toelaat. U kunt hem in dat geval uitleggen wat Jezus bedoelt als Hij zegt dat Hij net als een dokter geen gezonde mensen zoekt maar zieke. Of wat het betekent als Jezus zegt dat Hij niet gekomen is voor ‘rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben’, maar voor ‘zondaars’.
Het soort vrees dat dit kind bij zichzelf constateert is helemaal niet zo ongezond. Hij ontdekt eenvoudig de morele beperkingen van het mens zijn. Hij wordt geconfronteerd met zijn eigen onvolmaaktheid. Er zijn niet zoveel kinderen die daarover klagen. Er zijn niet eens zoveel volwassenen die daarover klagen. Vrees die terecht is mag er zijn. Waarom zouden we dit niet zomaar eens tegen een kind zeggen? Daarna moet hij natuurlijk wel een stapje verder worden geholpen. In dit geval door hem een kleine handreiking te bieden voor zijn persoonlijke geloofsleven.
Antwoord:
Dat je bang bent is niet zo erg. Het betekent dat je je geloof serieus neemt. Dat is beter dan dat het je geen biet kan schelen. Het is alleen wel belangrijk dat jouw angst je niet de verkeerde kant uitdrijft. Sommige bange mensen laten zich namelijk helemaal inpakken door hun angst en worden dan wanhopig. Dat is niet de bedoeling, je moet wel van die angst afkomen. En ik denk dat ik weet hoe.
Richt je aandacht nou niet op de dood en ook niet op de hemel. Maar concentreer je op Jezus. Weet je waarom? Omdat er in jouw contact met Jezus iets wonderlijks zal gebeuren. Als jij elke dag met Hem bespreekt wat je bezig houdt, dan ontstaat er een band. Net als met een goede vriend. Zo’n band is er natuurlijk niet in één dag. Daar moet je wel aan werken. Maar als je dat doet dan raak je gewend aan dat contact. Je leert denken zoals Jezus denkt. ‘Waar je mee omgaat daar word je mee besmet’, zegt het spreekwoord. En je gaat Hem steeds meer vertrouwen, omdat je Hem steeds beter leert kennen.
En nou komt het. Als je vertrouwen groeit, wordt je angst voor na de dood vanzelf kleiner. Die angst verdwijnt op den duur. Je wordt van binnen rustig en sterk. En je kunt dan ook andere mensen helpen die bang zijn. Nou, dat is precies de bedoeling.
‘Waarom zegt God niks terug?’
Lees meerIedere gelovige zit wel eens met deze vraag: waarom laat God niks van zich horen – op een directe manier? Een goed antwoord is dat God zo zijn eigen manieren heeft om terug te praten, maar die zijn wat minder direct. Denk daarbij aan de Bijbel, aan gebeurtenissen die je overkomen, aan mensen die je ontmoet, aan je eigen geweten. Daardoor heb je alle gelegenheid om God beter te leren kennen. Praatte Hij voortdurend rechtstreeks tegen je dan zou het zo gewoon worden dat je al snel niet meer zou luisteren. Dat werkt net zo als een brief met goede raad van je vader die op de grote vaart zit en pas over een half jaar thuiskomt. Zo’n brief lees je wel twintig keer. Terwijl je wanneer hij thuis was en jou goede raad gaf, meteen met hem in discussie zou gaan.
Het antwoord dat hier gegeven wordt laat zien dat het logisch is dat God niet rechtstreeks terugpraat. Het zou de vervreemding niet opheffen, maar daarentegen juist nog meer angst en frustratie teweegbrengen.
Antwoord:
God zegt niks terug omdat je anders erg zou schrikken. Dat komt doordat het verschil tussen God en ons te groot is om gewoon met elkaar te praten. Als God echt wat tegen je zou zeggen, dan zou je zó schrikken, dat je voortaan bibberend zou doen wat Hij wil.
Je doet dan niet meer vrijwillig wat God zegt. Als God zomaar met iedereen zou praten, zouden ontzettend veel mensen zich dus niet vrij meer voelen. En om die vrijheid gaat het nou juist. God wil die vrijheid niet afnemen.
Daarom praat Hij niet tegen je. Hij neemt een beetje afstand. Hij kiest liever voor een andere manier om met ons om te gaan. Dat is de manier van het geloof.
Geloof is het enige dat Hij van je vraagt. Hoe dan precies? Nou, heel eenvoudig. Of je bijvoorbeeld gelooft dat God echt belangstelling voor je heeft. En dat Hij samen met jou iets moois van je leven wil maken. En ook dat Hij altijd dichtbij is, ook al zegt Hij niks terug. Dát is dus de omgangsvorm die God zelf gekozen heeft: gelóóf.
Waarom geloof? Omdat geloven vrij is. Daar zit geen dwang achter. Je kunt het ook niet doen als je dat per se wil. En de meeste mensen doen het ook niet. Maar als je God wel gelooft, dan móét Hij ook iets met jou doen. Dat moet wel, omdat het zijn eigen keuze is, zijn manier, zijn omgangsvorm. God doet dan ook iets met jou, en dat ga je merken.
‘Wie is nou precies God?’
Lees meerIk heb ervoor gekozen om deze vraag te beantwoorden met behulp van een analogie, een vergelijking. Ik maak gebruik van een beeldende voorstelling, namelijk die van de bron en monding van een rivier.
U kunt natuurlijk ook kiezen voor een andere analogie, al is dat niet altijd eenvoudig, want je hebt ze niet zomaar paraat. Zelfs Jezus worstelde ermee. Hij vroeg zich zuchtend af waarmee Hij het Koninkrijk van God nu weer eens zou vergelijken. Hopelijk inspireert en stimuleert u dat om daar ook eens uw best voor te doen. Het is de moeite waard. Want goede analogieën zijn echt een geschenk. Ze verhelderen heel veel en zoeken een blijvend plekje in je geheugen. Ook kinderen onthouden ze. Let u er wel op dat ook de analogie simpel moet zijn, en het voorbeeld niet moeilijker dan het eigenlijke probleem!
Antwoord:
Stel je eigen leven eens voor als een rivier. Dan is God jouw bron én je monding. De bron staat aan het begin van de rivier, de monding aan het eind.
Alles wat er is, dus ook jij, is niet zomaar toevallig ontstaan, maar heeft een oorzaak. Net zoals een rivier een bron heeft. En jouw oorzaak, jouw bron is God. Je bent natuurlijk wel geboren uit je moeder, maar dat is een tussenstap. God is ook jouw moeders bron. Hij staat dus aan het begin van jouw leven. Zonder een bron is er geen rivier. Zonder God was jij er niet.
Verder geeft de bron zuiver water aan de rivier, ook al wordt dat onderweg vervuild. Zo kwam jouw leven als iets goeds uit God, ook al gebeuren er tijdens je leven negatieve dingen met je en word je wel eens ziek.
Tenslotte blijft de bron de rivier voeden zodat hij niet uitdroogt. Zo blijft God ook je leven lang jouw bron, Hij voedt je zogezegd met energie en goede ideeën en blijdschap. Maar weet je, God is niet alleen de bron van jouw leven, maar Hij wil ook de monding ervan zijn. De rivier stroomt door het land en mondt uit in zee. Jouw leven stroomt bij wijze van spreken door de tijd en mondt uit in de eeuwigheid. En dat is waar God woont. God staat dus ook aan het eind van je leven, zoals de monding aan het eind van de rivier.
‘Waarom zeggen mensen: Eerst zien en dan pas geloven? Is dat eigenlijk wel goed?’
Lees meerMet deze vraag kun je twee kanten op, en voor beide is wat te zeggen. De eerste mogelijkheid is om de twijfel van het kind te bevestigen. Het is inderdaad een verkeerd uitgangspunt om eerst te willen zien en dan pas te geloven. Stel je voor dat je dat op alles zou toepassen! Dan kun je geen bus meer nemen omdat je de dienstregeling niet zomaar kunt vertrouwen. Dan kun je geen afspraak met iemand meer maken omdat het te onzeker is of de ander zich eraan houdt. Het hele leven zit vol vertrouwenskwesties. Als je die afwijst word je een door en door achterdochtig mens. Dat wil je natuurlijk niet. Nu, als je dan aan zoveel dingen zomaar je vertrouwen geeft, waarom zou je jezelf dan niet toevertrouwen aan God die het beste met je voor heeft?
Dat is een antwoord dat een kind zeker verder kan helpen. Er zit een hoop logica in. Het klinkt heel geloofwaardig. Maar er is nog een ander antwoord mogelijk. En dat gaat uit van precies het tegenovergestelde. Het kind signaleert een menselijke reactie die eigenlijk helemaal zo slecht niet is. Eerst zien en dan pas geloven is prima! Denk daarbij aan Jezus’ volgeling Thomas. Hij weigerde te geloven in de opgestane Jezus voordat hij met zijn eigen vingers de wonden in Jezus’ handen en zijde had gevoeld. Om die reden wordt hij wel de ‘ongelovige Thomas’ genoemd. Maar is die bijnaam wel juist? Je kunt met evenveel recht vaststellen dat hij zijn geloof niet zomaar wilde vestigen op de verhalen van mensen, maar de waarheid met zijn eigen zintuigen wilde waarnemen. Op dat gegeven is het volgende antwoord gebaseerd.
Antwoord:
Als mensen zeggen: eerst zien en dan pas geloven, dan kan dat heel goed zijn. Stel dat iemand je vertelt dat hij een ritje heeft gemaakt met een vliegende schotel die van een andere planeet kwam. Dan is het goed om dat niet zomaar te geloven. Ze kunnen je wel van alles wijs maken. Goedgelovigheid is niet altijd even slim.
Hoe zit dat nou met geloven in God? Nou eigenlijk geldt daarvoor hetzelfde. Je hoeft niet zomaar alles aan te nemen wat een ander je over God vertelt. Dat mag je onderzoeken. Ook Jezus ging daarvan uit. Hij zei niet alleen maar: ‘Volg Mij.’ Hij liet ook meteen zien waaróm ze hem zouden moeten volgen! Bijvoorbeeld omdat Hij de zieken genas, en de mensen opzocht die buitengesloten waren, en de armen troostte, en mensen die zich schuldig voelden in Gods naam vergaf zodat ze opgelucht verder konden. Hij bewéés dat Hij de moeite waard was om te volgen.
Dus je mag best zeggen: ‘Eerst zien en dan geloven’. Maar áls je dat zegt, dan moet je het ook onderzoeken, anders krijg je niks te zien. Je kunt ook zeggen: ‘Eerst zien en dan geloven’, terwijl je in je hart allang hebt besloten om níét te geloven. Nou, dan zal je ook nooit wat zien.
‘Hoe komt het dat ik het soms zo moeilijk vind om te geloven?’
Lees meerDe vraag is niet heel helder. We moeten ons een voorstelling maken van de verwarring van dit kind. Goed, laten we aannemen dat hij met ‘geloven’ bedoelt: vertrouwen, of houvast hebben in God. Wat kan een geloofwaardige oorzaak zijn waardoor dit kind wordt dwarsgezeten in zijn vertrouwen? Het kan helpen om met het kind mogelijke oorzaken te bedenken waarom we op momenten minder op God kunnen vertrouwen. Mijn ervaring is echter dat veel kinderen worstelen met het geloof omdat de wereld gewoon zijn gang gaat en net doet of God er helemaal niet is. Daarom kies ik nu voor die invalshoek.
Bij deze vraag ligt voor ons ook een valkuil verborgen. We kunnen er namelijk gemakkelijk naar neigen om het kind te bemoedigen. U zou in zijn vraag kunnen lezen dat het kind daar wel behoefte aan heeft. Maar is dat eigenlijk wel zo? Naar mijn gevoel niet. Het kind vraagt toch allereerst naar een verklaring voor het verschijnsel dat hij bij zichzelf waarneemt. Het gaat nu nog even niet om de oplossing. Hij wil het eerst snappen, de oorzaak van het probleem duiden. Daarmee is zijn vraag echt die van een kind.
Volwassenen zijn van nature veel meer oplossingsgericht bezig, pragmatici als ze zijn. Maar kinderen hebben een grote behoefte aan informatie. Ze willen weten, begrijpen. Een goede uitleg van het probleem werkt bevestigend en kan al troost bieden. Als je daar ook nog een extra bemoediging aan toevoegt, kan dat wel eens net te veel van het goede zijn.
(In de slotzin wordt gesteld dat wanneer je je vertrouwen op God stelt, je er heel wat voor terugkrijgt. Dat kan weer leiden tot een gesprek. Alleen, wanneer het kind vraagt wát je dan krijgt, geeft u hem dan geen objectieve verhandeling over wat het geloof te bieden heeft. Blijft u dicht bij uw eigen geloofsbeleving. Vertel alleen wat u er zélf voor terugkrijgt in uw moeilijke momenten. Anders wordt het al snel theorie.)
Antwoord:
Dat je geloven soms moeilijk vindt, komt doordat je dan iets doet dat de meeste mensen niet zien zitten. Die vinden dat je er niks wijzer van wordt. ‘Kom nou’, zeggen ze, ‘geloven doe je maar in de kerk. Buiten de kerk moet je je eigen boontjes doppen, een ander doet het niet voor je. Zorg dat je gebeiteld zit man. Kies een goede school, een goede baan, een goede partner, een goed huis en genoeg spullen om het leven zo prettig mogelijk te maken. Daarnaast heb je dan nog alle gelegenheid om te geloven als je dat per se wil.’ Zo redeneren veel mensen. Ze denken dat het geloof een soort veredelde hobby is.
Nou, als je op tv, op school en op straat alleen maar hoort hoe je alles zo leuk mogelijk moet maken, dan helpt dat jou niet echt om te geloven. Het is daarom iets dat je moet durven. Want als je gelooft, houd je rekening met de Schepper. Je vraagt je dan af wat Hij zou willen in alles wat je doet. Je neemt tijd om met Hem te bespreken wat je bezighoudt. Je doet dus precies wat niemand ziet zitten. Daar is moed voor nodig. Je krijgt er heel veel voor terug, maar dat neemt niet weg dat het soms best moeilijk kan zijn.
Ik heb een konijn dat Snuffeltje heet en hij is al erg oud. Ik pieker me rot over deze vraag: komen dieren in de hemel?
Lees meerAls een kind zich zo zorgen maakt om het beest waar hij van houdt, hoef je niet te aarzelen. Bij zo’n vraag waarover toch niemand kan zeggen hoe het precies zit, zal het ons niet kwalijk genomen worden als we het kind geruststellen met een zaligverklaring van zijn konijn.
Antwoord:
Nou en of dieren in de hemel komen! Dat is ook logisch. Want waarom heeft God hen anders geschapen? Alleen voor de tijdelijke aarde? Dan zou God dus miljoenen soorten dieren hebben verzonnen, om die alleen maar voor een tijdje op aarde te laten ronddollen? Dat zou zonde zijn, zeg! En de hemel zou maar een kale plek zijn zonder dat gehuppel en geschuifel en gebonk en geflits. En zonder al die geluidjes en geurtjes die het leven op aarde zo bont maken.
Nee dat kan echt niet. De hemel is straks vol beesten, reken maar. En trouwens ook vol gras en bomen en rivieren en mensen en vlaktes en bergen. En omdat we daar alles en iedereen meteen zullen herkennen, zul jij Snuffeltje al heel gauw teruggevonden hebben.