Boekfragment 1

Thomas geeft opdracht tot een drankexperiment.

 

‘Heb je deze flessen van je moeder gejat?’

Mooimooi. Dat is beter dan leuteren over het weer. Hier kan je uitgebreid op reageren. En er moet gepraat worden onder het drinken. Dat is deel van zijn uitdrukkelijke instructie. Het hoort bij het onderzoek.

‘Ik kan dat geen jatten noemen.’

Zo begint hij, maar dat is geen praten, dat is knarsen. Als een verroest scharnier. Klote, wijn doet ook wat met je stembanden! Of is het een combinatie van zijn te grote enthousiasme plus de wijn? Thomas kucht en schraapt omstandig zijn keel. Hij moet de zaak beheersen. Berend is al aan het noteren. Ook mooi, hij neemt zijn taak serieus. De innerlijke bonken beginnen duwtjes te worden.

‘Mijn moeder geeft helemaal niks om wijn.’

Dat klinkt nauwelijks beter. Maar de tijd moet goed gebruikt worden. Het is gewenst dat het drinken ook weer niet teveel wordt onderbroken door gepraat. Derk, vlak naast Berend gezeten, kijkt op de lopende stopwatch. Keurig, hij werkt ook goed mee, maar het spastische bewegen in zijn kop moet wel een keer stoppen. Thomas houdt zijn glas voor Jims neus en besluit het wonderlijke geluid dat zijn stembanden voortbrengen maar te nemen voor wat het is.

‘Er staan wel veertig flessen bij ons in de kelder.’

Zeker dertig, vijfentwintig? Nou ja veel, en daar gaat het om.

‘En die staan d’r al jááááren.’

Dat is waar en wie kan dat trouwens ontkennen? Het bewijs staat voor je. Zes paar ogen keuren de geheel verstofte flessen op tafel en wenden zich gelovig knikkend naar hem. Thomas neemt drie slokken. Niet te snel… niet te snel… pfoeh nietesnelman… Vandaar zo’n voorraaddus…

‘Ahumahum… Ze zal vijf flessen niet eens missen… nee… niemissen…’

Uiteraard. Ze komt sowieso al weinigin inde dekelder en loopt dazeker niet naar de wijn… de wijn… wijnrekken. Hé… hijs leeg, hijs heulemaal leeg. Jimmy waar zit je. Waarom isiedereen zosjtil? Dus moeje dat nou je…jatten noemen? Needus. Derkhouje houjekop jekopstil. Hetnegende glas. Op. Nee, oftiende?

‘Dit was je twaalfde glas Thomas. Je moet nu echt… Ach man het heeft helemaal geen zin meer. Je kunt beter stoppen.’

Hij wijst. Nadegrond. De lijn. De maat, rolmaat.

‘Jewel jewel…’

Zonou. Glasneer. Op op opstaan. Skijke hier hierbegint lijntje… Skijke… Noulope… Datsvreemd. Mevoeten wete percies waar zemoete lope. Wawawawaarom doen ze dat dannie? Het bovenlijf. Het bovenlijf wil wawawat anders. Seseso gek. Bennebeetje ziek. Ziek. Wazegje? Stoppe? Komnou komnouzeg. Kwildronke worde. Hadde hadde hadde wafgesproke. Dronke. Toch? Benne beetje ziek. Voelmerot. Kanwelbrake. Sjammer want… want… want had willewete hoe zou zijn… hoe… asjedronke ben. Kommek nou niemeer aantoe. Benteziek. Moeslape. Sjammer. Berend zitteschrijve. Goeiebeer. Nou eskijke opdetafel. Opdetafel. Machtig wathoog. Oef. klimmenou jong. Héhou menou nietege. Blijve blijvezitte jullie. Lalos. Lalos! Nouspringe. Gaweg. Gaweg ikspring. Opdevoete, opdevoete… ja, nou!…  Aumehand. Aumehand. Mekop ook. Dasstom. Dasheelstom. Au. Watstom. Berend hounoueve… hounou evejekop… Neegawel. Nee heel. Alles… allesheel. Aumehand. Beer jemoeschrijve… Wazegje? Wrom sta jullienou allemal allemal omeheen? Walope walope jenou teschreeuwe?! Benniedoof. Beetje ziek. Maniedoof. Blijvanmaf. Blijvanmaf. Ikmoe… Blijvamaf! Meglas. Ikmoe… kmoedronkeworde. Vol. Javol. Neevol! Zo. Zogoed. Zoineenkeer. Opme bene benestaan. Zovereind. Zo vereind. En nouproost. Hup. Lekkerzeg. Kwildronke… worde… Zoineenkeer. Proost. Ik eh… ikmoe… Aumehand…

 

‘Dag Thomas, weer bij de mensen?’

Dat grote hoofd is van Berend. Thomas ligt op bed en probeert de werkelijkheid te ordenen. Wat een groot hoofd. Wat doet dat enorm grote hoofd van Berend in zijn kamer? Want het is duidelijk zijn kamer. Dus, wacht, dus mams weet nu ook dat hij… Maar deze eerste poging tot nadenken over dat hoofd wordt al volledig verstoord door een hevige en zeer doordringende pijn in zijn eigen hoofd. Hij kan niet nadenken. Hij mag niet nadenken. Dat wordt meteen zwaar gestraft. Het grote hoofd schudt zichzelf. Het kijkt verwijtend.

‘Je hebt er wel een ontiegelijk zooitje van gemaakt man.’

Thomas probeert zich het gebeurde te herinneren, maar ook dat kan zijn hoofd niet aan. Wat doet zo’n wolk in zijn voorstellingsvermogen? Waarom is het zo moeilijk om door deze wolk heen te dringen?

‘Je zou om de twee glazen over de lijn lopen, van de tafel springen, op je handen gaan staan en blijven lullen en, wat ook alweer nog meer? En dan moesten wij de veranderingen noteren. Maar je begon daar pas mee na het twaalfde glas!’

Midden in de wolk verschijnt een wazig beeld. Drie gezichten, kastdeurtjes, wijnflessen.

‘Hoeveel had ik op?’

‘In totaal negentien glazen. Je hebt jezelf helemaal klem gezopen. Je bent     rechtstandig omgedonderd.’

Mams. Ze gaat hem laten oppakken, hij wordt officieel door de rechtbank veroordeeld, gegeseld, gebrandmerkt en verbannen naar Mongolië.

‘Ik heb tegen je moeder gezegd zeven glazen. Onthoud dat alsjeblieft. Ze ontplofte daar al om.’

Goeibeer. Vrijspraak wordt het niet, maar een betere advocaat dan Berend is niet voor te stellen voor Thomas. Een dikke traan, samengesteld uit zout water en dankbaarheid, sijpelt van zijn ooghoek langs zijn gezicht tussen zijn lippen. Het hoofd komt nog dichterbij.

‘Hé sukkel, je hoeft jezelf niet te bewijzen man. Je zit al bij de groep. Doe alsjeblieft niet meer zo oerstom. Als je tenminste bij Les Rodins wil. Je bent ons behoorlijk tot last geweest klungel. We hebben er een hele klus aan gehad om jou thuis te krijgen. Maar ik laat je met rust. Volgens mij heb je een barstende koppijn. Ik zie het golven achter je slapen. Waag het niet je nest uit te komen. En wees een beetje aardig tegen je moeder. Ze is behoorlijk van slag en ze heeft alleen jou. Realiseer je je dat wel? Ik laat de aantekeningen hier.’

Berend legt het blocnote op het nachtkastje en vertrekt. Thomas ligt nog een tijd naar het plafond te kijken. Kijk toch eens, allemaal scheurtjes. Wat een scheurtjes. Niet te tellen zoveel scheurtjes. Hij spant zich in om het denken te vermijden hetgeen hetzelfde effect heeft als het denken – drukpers achter zijn slapen – en kan zich later herinneren dat hij vóór het in slaap vallen een onbepaald aantal malen het woord ‘zeven’ mompelde.

 

Thomas zit op zijn kamer en snuffelt in zijn citatenboekje. Hij is het steeds leuker gaan vinden om in dat boekje te grasduinen. De straf voor zijn alcoholexperiment is meegevallen denkt hij tevreden. Een week huisarrest in de voorjaarsvakantie. Thomas zwoer aan zichzelf dat hij er zich strikt aan zou houden. Een dag voordat zijn vakantie om was keek mams hem vertederd aan. Nadat ze nog een keer met een uitdrukking die een mix van verontwaardiging en verbijstering uitstraalde het woord ‘zeven’ had gezegd, nam ze hem mee naar Blijdorp waar net een pasgeboren olifantje door het hooi rondsjokte. Hij mocht zich in de dierentuin uitleven met haar camera, en kreeg toestemming om veertig foto’s te laten afdrukken. Dat fotograferen ging maar net met zijn zwaar gekneusde rechterhand waarop hij met zijn volle gewicht terechtkwam toen hij ‘rechtstandig omdonderde’. Zelfs nu, een maand later, heeft hij daar nog veel last van. Het was immers dezelfde hand die al werd gemangeld tijdens de vechtpartij met Klaas & co. Oefeningetjes doen zei de dokter, en ze deed voor met haar algemene niet al te diepe kennis van fysio welke oefeningetjes dat zoal konden zijn. Omdat Thomas snel van het ongemak af wil zijn en al enige ervaring heeft met discipline, houdt hij zich er bijna elke dag aan, maar veel verbetering zit er nog niet in. Na een maand! Wat zit er in zo’n hand dat de normaalheid tegenwerkt? Jammer van zijn researchproject. Het was eigenlijk de bedoeling om nauwkeurig vast te leggen waartoe Thomas nog in staat was qua lichaams- en stemcontrole na twee, vier, zes, acht enzovoort glazen wijn. Het resultaat zou minutieus worden uitgewerkt, en wat hij tegen niemand had verteld: hij zou het hebben opgestuurd naar de Erasmus Universiteit. Daar kon de wetenschap er zijn voordeel mee doen. Nu heeft hij alleen twee blocnotevelletjes met wat onwetenschappelijke aantekeningen van Berend:

‘lijkt nog nooit gedronken te hebben… vindt het zo te zien vies… de wijn is van voor de oorlog… ergert zich aan muziek… moest na twee glazen kunstjes doen maar zuipt er in één keer twaalf op… stembanden lijken aan flarden… gaf zelf opdracht om hem te laten lullen maar zegt daarna geen moer… tolereert geen enkele opmerking… is na het dertiende glas stomlazarus maar gaat stug door tot het negentiende… wordt agressief bij kalmerende taal of uitgestoken handen… geeft loop- en springshow… bezeert zich vreselijk… loopt maar te brabbelen… pleurt met gestrekte benen omver en blijft liggen…’

Leuk hoor. Berend heeft er een rotgeintje van gemaakt. Daar heb je toch helemaal geen flikker aan. Thomas bewaart de notities wel. Hij moet toch eens een archiefje gaan aanleggen van dergelijke onderzoekjes.

 

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Terug naar boven