Boekfragment 2

Thomas ontmoet zijn woedende zwager.

Thomas wil in Den Haag blijven. De vraag hoe lang wimpelt hij af. Hij is nu hier. Reizen maakt geen verschil in zijn situatie. Je kunt er ook niet per se beter door nadenken, is zijn vaststelling, nu gebleken is dat hem het denken zelfs niet werd belemmerd door zo’n mooie bruingebronsde levende pop. Hij zal hier maar eens rondneuzen. Zo vaak heeft hij deze stad niet bezocht, hij heeft er eigenlijk altijd minder mee gehad dan met Rotterdam. Hij loopt richting Haagse Bos. Dat is nog wel een ontiegelijk eind lopen, maar onderweg zetelt onze regering op een plek waar het de moeite waard is om wat tijd door te brengen. Hij koopt een broodje gezond, in de veronderstelling dat zo’n dubbel half stokbrood met vele verdiepingen etenswaar ertussen behoorlijk vult, zodat hij er een lange tijd op kan teren. Zijn mobiel gaat af. Het is Patron! Donders, wat moet hij nou? Patron weet natuurlijk hoe het met Froukje is! Hij wil geen contact met Patron, maar hij wil wel weten hoe Froukje over hem denkt. De tweestrijd duurt kort. Hij neemt op en krijgt een zwager aan de lijn waar de spanning van afdruipt. Klopt het dat Thomas in Den Haag is? Patron is daar nu ook en wil hem spreken! Ja het klopt, Thomas zit op het Binnenhof, hij zal op hem wachten, maar hoe komt Patron… Klik, weg.

Hoe kan Patron in vredesnaam weten… Thomas heeft wel een halve kilometer nodig om één en ander te reconstrueren. Patron heeft natuurlijk Stutter gebeld na vele pogingen hem thuis te bereiken. Stutter heeft hem vast op het idee van Dorien gebracht. Is de Vlaming zomaar op goed geluk naar Den Haag gereisd om hem te gaan zoeken? Wie doet nou zoiets? En in Den Haag zal Patron wel op het idee zijn gekomen dat Froukje uiteraard zijn mobiele nummer heeft. Dus hij belde haar, zodat hij hém meteen kon bellen. Zo moet het ongeveer gegaan zijn, een andere verklaring heeft Thomas niet. Hij moet het hem straks maar eens vragen. Maar wat wil Patron van hem? En Froukje, hoe denkt zij over hem, de zwendelaar met wie ze getrouwd is? Iets van de spanning in Patrons stem is op Thomas overgegaan. Als hij op het Binnenhof is aangekomen en net het laatste stuk tomaat heeft doorgeslikt, kan hij nauwelijks ontspannen genieten van het zonnetje dat hem vandaag welgezind is. Hij bestudeert het vergulde beeldje van de middeleeuws uitgedoste Willem II op de fontein, slentert wat rond door de galerijen, bekijkt de gebouwen en de Ridderzaal, alleen aan de buitenkant natuurlijk, en gaat uiteindelijk zitten op één van de bankjes midden op het plein. Na lange tijd komt Patron met driftige passen op hem af.

‘Dag Patron.’

‘Toen Thomas zijn lief Froukje vond

dacht hij met vreugd: ik wil terstond

met haar het leven in…’

‘Ge zijt n’een grote, gore klootzak!’

Patron blijft met wilde ogen pal voor hem staan, hetgeen genant is omdat er naast Thomas ook nog iemand anders op de bank zit, een oudere man. Patron weet zo te zien niet precies wat hij met zijn handen moet doen. Hij wijst met een kromme bevende vinger naar het voorwerp van zijn boosheid. De ander hand is tot vuist gebald en wordt met een gebogen elleboog naast zijn lijf gehouden. Het heeft wel een dreigend effect, maar ziet er tegelijk ook wat onbeholpen en aandoenlijk uit. Dat doet machteloze woede met een mens. Thomas wil iets zeggen. Hij wil spijt betuigen of zoiets. Hij wil de uitslaande brand vóór hem blussen. Maar er komt geen woord over zijn lippen.

‘Dat zijt ge. ’t Is nie alleen dat ge d’n helen donderse boel beduvelt, ge hebt uwen vrouw ook nog laten zitten!’

De oude man houdt het voor gezien en verlaat haastig de bank. Patron laat beide handen zakken en wacht.

‘Hij stapte met haar op een paard

hij voor, zij achter bij de staart

en liefde tussenin…’

‘Patron, ik heb mijn baan niet meer. En ik was bang dat Froukje mij niet meer wil.’

Er gaat een diepe zucht door dat arme Vlaamse lijf. Het duurt even maar hij gaat toch maar naast Thomas zitten.

‘Da kon ge dan toch zeggen? Ze eet u nie op.’

      ‘Zij reden naar de horizon

      tot aan de deur die open kon

      naar ’t Land van Huwelijkstrouw’

‘Da’s niet zo makkelijk’, mompelt Thomas, ‘Ik heb haar een mailtje gestuurd en daarna zitten wachten tot ze zou reageren op het kranteartikel. Toen er niks kwam durfde ik het niet meer aan om zelf te bellen.’

‘Wel, ’t is in orde. Ge kunt terugkeren. Dat kom ik u zeggen.’

Thomas springt op van de bank, heft zijn handen wanhopig naar de lucht, en laat zich verzonken in somberheid weer terugvallen op de bank.

‘Ik kan niet meer terug Patron.’

De Belg maakt een nijdig gebaar.

‘Zotteklap! Ge kunt altijd terug! D’r is gene duvel die u dwingt voort te gaan met uw leven te verzieken en dat van uw vrouwke.’

‘Het paard bracht hen in ‘t Paradijs

de liefde raakt niet meer van de wijs

voor Thomas en zijn Vrouw’

Thomas zwijgt. Hoe moet hij deze kerel voor wie hij zo’n groot zwak heeft, overtuigen van de noodzaak van zijn onderneming? Geen normaal mens begrijpt het, daar is hij van overtuigd. Hij kon het ook al niet uitleggen aan Halemin. Of Stutter. Misschien is Froukje wel de enige die zich een beetje in hem zou kunnen verplaatsen. Patron is stil, maar doet toch nog een poging, één waarin weinig hoop meer doorklinkt.

‘Ik begrijp u niet. Froukje en wij allemaal zijn toch gelovig? Gij kunt ook welzeker vinden wat ge zoekt binnen d’n godsdienst!’

‘Blijkbaar niet. Dat kan ik niet uitleggen. Maar ik heb mijn leven lang geen rust meer als ik nu stop met zoeken, dat is wel zeker. Zeg dat tegen Froukje, ze heeft niks aan me, ze zal eeuwig opgescheept zitten met een springspin als kerel. En zeg haar ook… Nee laat maar.’

De lieve woorden welke hij op zijn hart heeft, slikt hij in, ze zullen de situatie alleen maar verergeren. Patron knikt met zijn ogen naar de grond gericht. Hij staat traag op, bromt een onverstaanbare groet en loopt weg.

Na een eeuw staat Thomas ook op. Hij realiseert zich ineens dat hij Patron niet heeft gevraagd hoe hij hem heeft gevonden, en wil het al niet meer weten. Hij loopt rustig door het poortje heen om het Binnenhof te verlaten en komt bij de Hofvijver. Hij leunt loom over het ijzeren hekje, kijkt goed om zich heen, en laat heimelijk zijn mobiele telefoon in het water glijden. Hij tuurt nog lang omlaag tot het licht van het ding niet meer zichtbaar is door het donkere water. Daarna vervolgt hij zijn weg door Den Haag.

 

 

Bewaren

Een reactie

  1. Ben

    Wow Leo wat goed
    Man. Je weet je weg wel met woorden. Je wil een eerlijke eerste reactie:
    Iets te veel metaforen. Ik snap het niet meer. Nouja ik ben geen 20 meer en dus niet de doelgroep!!
    Goed je bezig te zien.
    Succes hoor. Zou leuk zijn je weer eens te zien.

Reacties zijn gesloten.

Terug naar boven